ECLI:NL:CRVB:2017:2729
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit tot intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij zijn bijstandsverlening op grond van de Participatiewet (PW) is ingetrokken. Het college had eerder besluiten genomen die de betaling van de bijstand blokkeerden en het recht op bijstand opschortten. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college verklaarde het bezwaar tegen het besluit van 22 september 2015 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De voorzieningenrechter van de rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar ontvankelijk was, maar het college negeerde deze uitspraak en verklaarde het bezwaar opnieuw niet-ontvankelijk. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college niet correct heeft gehandeld door het bezwaar opnieuw niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien het college geen hoger beroep had ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de ontvangst van het besluit van 22 september 2015, dat op 23 september 2015 was verzonden. Appellant heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij het besluit niet heeft ontvangen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellant.