ECLI:NL:CRVB:2017:2695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van kinderbijslag in het kader van ingezetenschap en verzekering onder de AKW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Appellante, die sinds 10 juni 2008 niet meer als ingezetene van Nederland wordt beschouwd, ontving kinderbijslag voor haar kinderen die in Turkije verbleven. De Svb heeft vastgesteld dat appellante niet meer verzekerd was voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en heeft het ten onrechte betaalde bedrag van € 14.159,27 teruggevorderd. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na 10 juni 2008 nog duurzame banden van persoonlijke aard met Nederland had. De Raad heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder het ontbreken van inkomsten in Nederland en de inschrijving van appellante en haar echtgenoot in Turkije. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante vanaf 10 juni 2008 niet verzekerd was voor de AKW, en dat het beroep tegen het bestreden besluit van de Svb ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.