ECLI:NL:CRVB:2017:2691
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- A.T. Kwaasteniet
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van een werknemer die in 2005 uitviel met burn-outklachten en later te maken kreeg met herniaklachten en lymfeklierkanker. De werknemer was door het Uwv (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) aangemerkt als 100% arbeidsongeschikt, maar het Uwv stelde dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was in de zin van de Wet WIA. De rechtbank Roermond had eerder het beroep van de gemeente, die als appellant optrad, ongegrond verklaard, omdat de verzekeringsartsen van het Uwv hadden aangetoond dat er mogelijkheden voor herstel waren, onder andere door middel van cognitieve gedragstherapie (CGT).
In hoger beroep herhaalde de gemeente haar standpunt dat de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen overtuigend hadden onderbouwd dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet als duurzaam kon worden gekwalificeerd. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts een inschatting moest maken van de herstelkansen en dat de eerdere behandelingen van de werknemer niet als contra-indicatie voor verdere therapie konden worden gezien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet duurzaam was.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van medische gegevens en behandelopties bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de bijbehorende uitkeringen.