ECLI:NL:CRVB:2017:2670
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na intrekking persoonsgebonden budget
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat haar persoonsgebonden budget (pgb) had ingetrokken. Het Zorgkantoor had de intrekking van het pgb gebaseerd op het niet naleven van de aan het pgb verbonden verplichtingen door appellante. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het Zorgkantoor veroordeeld tot herroeping van de intrekking van het pgb. Appellante was van mening dat de intrekking onterecht was.
Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2017 heeft het Zorgkantoor echter meegedeeld dat het de intrekking van het pgb niet langer handhaafde. Hierdoor was het Zorgkantoor volledig tegemoetgekomen aan het hoger beroep van appellante. De Raad oordeelde dat er geen sprake meer was van procesbelang, aangezien het doel van het hoger beroep niet meer kon worden bereikt. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft tevens het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast is bepaald dat het Zorgkantoor het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2017 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.