ECLI:NL:CRVB:2017:2670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
15/2792 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na intrekking persoonsgebonden budget

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Zorgkantoor, dat haar persoonsgebonden budget (pgb) had ingetrokken. Het Zorgkantoor had de intrekking van het pgb gebaseerd op het niet naleven van de aan het pgb verbonden verplichtingen door appellante. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard en het Zorgkantoor veroordeeld tot herroeping van de intrekking van het pgb. Appellante was van mening dat de intrekking onterecht was.

Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep op 21 juni 2017 heeft het Zorgkantoor echter meegedeeld dat het de intrekking van het pgb niet langer handhaafde. Hierdoor was het Zorgkantoor volledig tegemoetgekomen aan het hoger beroep van appellante. De Raad oordeelde dat er geen sprake meer was van procesbelang, aangezien het doel van het hoger beroep niet meer kon worden bereikt. De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad heeft tevens het Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand. Daarnaast is bepaald dat het Zorgkantoor het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123,- aan appellante moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 2 augustus 2017 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

15/2792 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 3 april 2015, 14/990 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 2 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2017. Appellante is, hoewel daartoe opgeroepen, niet in persoon of bij gemachtigde verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.L.P. van Unnik.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 december 2012 heeft het Zorgkantoor aan appellante voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 27 juni 2013 op grond van de Regeling subsidies AWBZ een persoonsgebonden budget (pgb) verleend van € 8.757,39 (netto).
1.2.
Bij besluit van 28 januari 2013 heeft het Zorgkantoor het aan appellante verleende pgb met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken. Hieraan heeft het zorgkantoor ten grondslag gelegd dat appellante zich niet heeft gehouden aan de aan het pgb verbonden verplichtingen.
1.3.
Bij besluit van 24 februari 2014 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 januari 2013 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van
28 januari 2013 herroepen, bepaald dat het pgb van appellante wordt ingetrokken met ingang van 1 maart 2013 en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en aangevoerd dat haar pgb ten onrechte is ingetrokken.
3.2.
Ter zitting van de Raad heeft het Zorgkantoor meegedeeld de intrekking van het aan appellante verleende pgb niet langer te handhaven.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van
18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is eerst sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of (hoger)beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.2.
Nu het Zorgkantoor ter zitting van de Raad heeft meegedeeld de intrekking van het aan appellante verleende pgb niet langer te handhaven, is hij volledig aan het hoger beroep van appellante tegemoetgekomen. Dit betekent dat het hoger beroep wegens het ontbreken van procesbelang niet‑ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Aanleiding bestaat het Zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten van appellante in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 495,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Zorgkantoor in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 495,-;
- bepaalt dat het Zorgkantoor aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 123,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en L.M. Tobé en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2017.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) R.H. Budde

AB