ECLI:NL:CRVB:2017:2669

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
16/667 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake indicatie persoonlijke verzorging AWBZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 16 december 2015 het beroep tegen een besluit van het CIZ ongegrond verklaarde. Appellante, die lijdt aan diabetes mellitus, gonartrose en overgewicht, had een indicatie voor zorg op grond van de AWBZ in de vorm van persoonlijke verzorging, klasse 2, voor de periode van 21 april 2011 tot en met 20 april 2026. Op 22 juli 2014 verzocht zij om uitbreiding van haar indicatie met de functie begeleiding en een hogere klasse voor persoonlijke verzorging. Het CIZ handhaafde echter de indicatie voor persoonlijke verzorging, klasse 2, en verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de medisch adviseur van het CIZ, en dat het onderzoek voldoende zorgvuldig was geweest.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat zij meer hulp nodig heeft dan het CIZ heeft erkend. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die zou kunnen leiden tot een ander oordeel. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de uitspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/667 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 december 2015, 15/4194 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 2 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B.B. van Meersbergen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2017. Appellante en
mr. Van Meersbergen zijn, met bericht, niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is onder meer bekend met diabetes mellitus, gonartrose en overgewicht. CIZ heeft haar bij besluit van 21 april 2011 geïndiceerd voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in de vorm van de functie persoonlijke verzorging, klasse 2, voor de periode van 21 april 2011 tot en met 20 april 2026.
1.2.
Appellante heeft op 22 juli 2014 een aanvraag ingediend om uitbreiding van haar
AWBZ-indicatie met de functie begeleiding en een hogere klasse voor de functie persoonlijke verzorging.
1.3.
CIZ heeft bij besluit van 29 augustus 2014 de indicatie voor persoonlijke verzorging, klasse 2, gehandhaafd voor de periode van 29 augustus 2014 tot en met 28 april 2015. Tegen dit besluit heeft appellante bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 12 mei 2015 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het volgende standpunt. Aannemelijk is dat appellante enige hulp nodig heeft bij het wassen en kleden vanwege het overgewicht en de mobiliteitsbeperking. Hulp bij de toiletgang en bij het innemen van medicatie is niet geobjectiveerd. Daarom volstaat persoonlijke verzorging, klasse 2. Appellante heeft voorts geen aanspraak op de functie begeleiding. Zij heeft alleen matige beperkingen bij het bewegen en verplaatsen, welke kunnen worden gecompenseerd door behandeling en hulpmiddelen en/of woonvoorzieningen. Voor de overige relevante terreinen zijn geen matige tot ernstige beperkingen vastgesteld. CIZ heeft verwezen naar het advies van zijn medisch adviseur van 23 april 2015.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de medisch adviseur van CIZ. Informatie van medische aard op grond waarvan kan worden getwijfeld aan de volledigheid of juistheid van vorenbedoelde bevindingen en conclusies ontbreekt. Het onderzoek is voldoende zorgvuldig geweest. Een andere medisch adviseur van CIZ heeft de in beroep verkregen informatie van de huisarts en de specialist beoordeeld en daarin geen aanleiding gezien tot aanpassing van de eerder getrokken conclusies. De huisarts is om informatie gevraagd, maar heeft deze niet verstrekt. Niet is gebleken van een bevoegdelijk gedane toezegging van CIZ dat de huisarts nogmaals om informatie zou worden gevraagd. In wat appellante heeft aangevoerd heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor de conclusie dat appellante op meer zorg was aangewezen dan waarvoor zij was geïndiceerd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft zij, samengevat, aangevoerd dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Appellante heeft in dit verband verwezen naar de gang van zaken rondom het opvragen van informatie bij haar huisarts. Verder heeft appellante over de functie persoonlijke verzorging gesteld dat zij niet alleen hulp nodig heeft bij het wassen en aankleden, maar ook bij het haren kammen, de toiletgang en het toedienen van medicijnen. Uit de informatie van de huisarts blijkt dat er meer beperkingen zijn dan waarvan CIZ uitgaat. Voorts heeft appellante gesteld dat zij in aanmerking komt voor een indicatie voor de functie begeleiding.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. In hoger beroep heeft appellante geen (medische) informatie overgelegd die leidt tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat appellante op meer zorg was aangewezen dan waarvoor zij door CIZ is geïndiceerd.
4.2.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en J.P.A. Boersma en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2017.
(getekend) J. Brand
(getekend) B. Dogan

KP