ECLI:NL:CRVB:2017:2623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van AOW-verzekering voor personeel van Eurojust op basis van de Zetelovereenkomst
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de AOW-verzekering van een betrokkene die werkzaam was bij Eurojust. De betrokkene was van 1 juli 1999 tot 1 december 2002 werkzaam bij Europol en vanaf 1 november 2002 bij Eurojust. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had vastgesteld dat de betrokkene niet verzekerd was voor de AOW gedurende bepaalde periodes, met name vanaf 1 april 2006, toen de Zetelovereenkomst van kracht werd. De Svb stelde dat de betrokkene op grond van deze overeenkomst niet onder de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving viel, wat leidde tot de conclusie dat hij niet verzekerd was voor de AOW.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de betrokkene wel verzekerd was voor de AOW, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat de bepalingen van de Zetelovereenkomst, die de vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen voor personeel van Eurojust regelt, prevaleren boven de Nederlandse wetgeving. Dit betekent dat de betrokkene, ondanks zijn werkzaamheden in Nederland, niet verzekerd kan zijn voor de AOW. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had vastgesteld dat de betrokkene alleen verzekerd was op de dagen dat hij als reservist voor het Ministerie van Defensie werkte.
De uitspraak benadrukt de impact van internationale verdragen op nationale sociale zekerheidswetgeving en bevestigt dat de bepalingen van de Zetelovereenkomst in dit geval niet verenigbaar zijn met de Nederlandse AOW-regelgeving. De Raad verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.