ECLI:NL:CRVB:2017:2609
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam niet-ontvankelijk is verklaard. Appellant had in 2013 een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend gekregen voor hulp bij het huishouden, maar maakte bezwaar tegen een besluit van 21 mei 2015 waarin werd vastgesteld dat hij had voldaan aan zijn verantwoordingsplicht en dat het pgb niet werd teruggevorderd. Appellant stelde dat hij recht had op een hoger pgb voor 2014, maar het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank bevestigde deze beslissing.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij het verantwoorde bedrag van € 4.226,- wilde ontvangen, maar erkende dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit van 22 januari 2013. Hij stelde dat hij door het college niet adequaat was geïnformeerd en dat hij daardoor zijn recht op bezwaar had verloren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaar niet kon leiden tot het gewenste resultaat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.