Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Appellante werd met haar beperkingen in staat geacht de functies wikkelaar, productiemedewerker en machinebediende te vervullen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een Ziektewet (ZW) en WGA-uitkering aan appellante, die zich had ziek gemeld met psychische klachten. Appellante, die als stadswacht werkte, meldde zich op 9 maart 2010 ziek en ontving na afloop van de wachttijd geen WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een nieuwe ziekmelding in 2014, werd haar recht op ZW vastgesteld, maar later werd geconcludeerd dat zij per 23 juni 2015 geen recht meer had op een WGA-uitkering. De verzekeringsartsen hebben haar belastbaarheid beoordeeld en vastgesteld dat zij met haar beperkingen in staat was om bepaalde functies te vervullen. Appellante betwistte deze beoordeling en stelde dat haar psychische klachten onvoldoende waren erkend.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat haar klachten zijn onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen zorgvuldig onderzoek hebben verricht. De Raad oordeelde dat er voldoende beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) waren opgenomen en dat appellante in staat was om de voor haar geselecteerde functies uit te oefenen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond.