ECLI:NL:CRVB:2017:2583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak inzake terugvordering WAO-uitkering na wijziging van arbeidsongeschiktheid
Op 26 juli 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van zijn WAO-uitkering. Appellant, die sinds 2002 een WAO-uitkering ontving, had in 2011 een zelfstandige onderneming gestart. Het Uwv had vastgesteld dat zijn inkomsten als zelfstandige in de jaren 2011 en 2012 hoger waren dan zijn maatmaninkomen, wat leidde tot de beslissing om zijn uitkering over die jaren niet uit te betalen en de reeds betaalde uitkering terug te vorderen. Appellant had hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, waaronder dat zijn uitkering niet kon worden gewijzigd zonder herkeuring. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van appellant in essentie een herhaling waren van zijn eerdere beroepsgronden en dat de rechtbank deze al afdoende had besproken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de Raad oordeelde dat het Uwv de wettelijke bepalingen correct had toegepast.