In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een politieambtenaar tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar de functie van senior GGP. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 juli 2017 uitspraak gedaan. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.D. Dane, had eerder een verzoek tot bevordering ingediend dat was afgewezen op basis van een beoordeling die niet voldeed aan de vereiste criteria. De korpschef van politie had in een eerder besluit gesteld dat de appellant niet voldeed aan de norm van een beoordeling boven de norm, zoals vereist in het loopbaanbeleid van de politie. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad heeft in hoger beroep vastgesteld dat de korpschef ten onrechte beoordeling 2 buiten beschouwing had gelaten, die wel degelijk een beoordeling boven de norm betrof. De Raad oordeelde dat de korpschef niet in redelijkheid tot een negatief oordeel kon komen over de verwachte geschiktheid van de appellant voor de functie van senior GGP, aangezien beoordeling 2 niet was meegenomen in de besluitvorming. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de korpschef een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen, waarbij de geschiktheid van de appellant opnieuw beoordeeld moet worden. Tevens is de korpschef veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.475,- bedragen, en moet het griffierecht van € 418,- worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van politieambtenaren voor bevordering en de noodzaak om alle relevante beoordelingen in de besluitvorming te betrekken. De Raad heeft ook bepaald dat tegen de nieuwe beslissing van de korpschef slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.