ECLI:NL:CRVB:2017:248
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onvoldoende informatie over kasstortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) door het college van burgemeester en wethouders van Wormerland was afgewezen. Appellanten, een echtpaar, dienden op 14 april 2014 een aanvraag in voor bijstand, maar het college weigerde deze op 9 mei 2014, omdat zij onvoldoende informatie hadden verstrekt over de herkomst van hun kasstortingen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond, waarna appellanten in hoger beroep gingen.
Tijdens de zitting op 6 december 2016 werd door appellanten aangevoerd dat de gestorte bedragen afkomstig waren van achterstallige betalingen van hun klusbedrijf en van de verkoop van de daklozenkrant. Ze overhandigden verklaringen van de uitgever van de daklozenkrant, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende onderbouwing boden voor de kasstortingen. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellanten niet aan hun inlichtingenverplichting hadden voldaan.
De Raad concludeerde dat de onduidelijkheid over de herkomst van de kasstortingen leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter O.L.H.W.I. Korte, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 januari 2017.