ECLI:NL:CRVB:2017:2478
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor AWBZ-zorg op basis van behandelplannen en medisch advies
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1964 en bekend met fybromyalgie en psychische klachten, een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), specifiek voor Begeleiding, Persoonlijke Verzorging en Verpleging. De aanvraag werd op 31 maart 2014 door het CIZ afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd door het CIZ ongegrond verklaard, onder verwijzing naar adviezen van medisch adviseurs die concludeerden dat er nog diverse behandelmogelijkheden waren en dat appellante niet zelfstandig verzorging nodig had.
De rechtbank heeft de beroepen tegen de besluiten van het CIZ ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de medisch adviseurs de klachten van appellante niet hadden onderschat. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat aanvullend AWBZ-zorg nodig was, maar de Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat de informatie van een Wmo-adviseur en een medewerkster van Stichting MEE onvoldoende was om de eerdere besluiten te weerleggen.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en bevestigd dat uit de behandelplannen niet blijkt dat appellante in aanvulling op de behandeling AWBZ-zorg nodig had. De periode die beoordeeld moest worden, liep van de datum van de aanvraag tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.