ECLI:NL:CRVB:2017:2473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling herhaalde aanvraag WAO zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om een herhaalde aanvraag van appellant voor een WAO-uitkering, die eerder was ingetrokken. Appellant, die in 1990 uitviel door linker voetklachten, had in 1992 een uitkering ontvangen die later werd ingetrokken omdat hij geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. Na een lange periode, in 2014, verzocht appellant het Uwv om zijn recht op een WAO-uitkering opnieuw te beoordelen. Het Uwv wees dit verzoek af, omdat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de intrekking van zijn uitkering zouden rechtvaardigen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond, wat appellant ertoe bracht in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 mei 2017 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door F.M.J. Eijmael. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat appellant geen nieuwe medische gegevens had ingediend die zijn arbeidsongeschiktheid per 1 augustus 1992 onderbouwden. De Raad bevestigde dat het Uwv op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de aanvraag van appellant kon afwijzen, aangezien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 juni 2017.