Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 5.598,46 bruto van appellant teruggevorderd.
9 september 2013 tot en met 1 december 2013 en het bedrag van de terugvordering is teruggebracht naar € 4.034,86 bruto.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om de WAO-uitkering te wijzigen en een bedrag terug te vorderen. Appellant ontving sinds 2003 een WAO-uitkering, maar in 2013 werd op zijn adres een hennepkwekerij aangetroffen. Het Uwv concludeerde op basis van een rapport van de politie dat appellant in de periode van 9 september tot 1 december 2013 inkomsten had uit deze hennepkwekerij, die hij niet had gemeld. Hierdoor werd zijn uitkering aangepast en een bedrag van € 5.598,46 teruggevorderd. Appellant ging in bezwaar, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond, hoewel het bedrag van de terugvordering werd verlaagd naar € 4.034,86.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv gedeeltelijk niet-ontvankelijk en het overige ongegrond. Appellant stelde dat er geen eerdere oogst was en dat hij geen inkomsten had genoten uit de hennepkwekerij. Hij voerde aan dat hij in het ziekenhuis was opgenomen en dat de hennepkwekerij pas kort voor de ontdekking in werking was getreden. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv op basis van het rapport van de politie en de aangetroffen bewijsstukken mocht concluderen dat er wel degelijk sprake was van een eerdere oogst.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had aangenomen dat appellant inkomsten had genoten uit de hennepkwekerij en dat de terugvordering gerechtvaardigd was. De Raad vond ook dat de door appellant aangevoerde financiële en medische omstandigheden geen dringende redenen vormden om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.