ECLI:NL:CRVB:2017:244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- A.B.J. van der Ham
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-wonen op uitkeringsadressen
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellante, die sinds 2 maart 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellante met ingang van 7 oktober 2012 ingetrokken en de kosten van bijstand over een periode van € 22.220,50 teruggevorderd, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij niet op de geregistreerde adressen woonde.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet haar hoofdverblijf had op de adressen waar zij ingeschreven stond. Onderzoek door sociaal rechercheurs toonde aan dat appellante op verschillende momenten niet op de opgegeven adressen woonde, wat leidde tot de conclusie dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. Appellante voerde aan dat zij tijdelijk bij haar moeder verbleef tijdens renovatiewerkzaamheden aan haar woning, maar de Raad oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om haar claims te onderbouwen.
De Raad bevestigde dat het college gehouden was de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.