Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een gewezen militair die posttraumatische klachten van de lumbale wervelkolom heeft als gevolg van een dienstongeval in 1985. De appellant heeft verzocht om vergoeding voor extra chiropractiebehandelingen in verband met klachten van de cervicale wervelkolom. De minister van Defensie heeft dit verzoek afgewezen, omdat de behandelingen geen verband zouden houden met de dienstverbandaandoening. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 1 juni 2017 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de thoracale en cervicale klachten in verband staan met het dienstongeval. De bezwaarverzekeringsarts heeft echter aangegeven dat de medische stukken alleen een contusie van de rugmusculatuur aantonen, zonder afwijkingen aan de wervels of tussenwervelschijven. De Raad voor de Rechtspraak heeft de bevindingen van de verzekeringsarts onderschreven en geconcludeerd dat de extra behandelingen uitsluitend voor andere klachten zijn gegeven dan de lage rugklachten waarvoor de appellant in dienst was.
De Raad heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2017.