ECLI:NL:CRVB:2017:2380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich had ziek gemeld met psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Bevelander, herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld. Hij stelde dat hij niet in staat was om deel te nemen aan het gezinsleven, het openbare leven en het arbeidsleven, en dat hij leed aan een gebrek aan psychische zelfredzaamheid. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. drs. F.A. Steeman, verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv op een toereikende medische grondslag berustte. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en de medische informatie van de behandelend sector meegenomen in zijn beoordeling. De Raad concludeerde dat appellant in staat was de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de voor hem geselecteerde functies, en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat zijn gezondheidssituatie op de datum in geding anders was dan vastgesteld.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier M. Gayir, en werd openbaar uitgesproken op 28 juni 2017.