ECLI:NL:CRVB:2017:2317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van woonadres en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant had een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen had deze aanvraag afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres zijn hoofdverblijf had. Tijdens het intakegesprek had appellant verklaard dat hij tijdelijk bij een vriendin verbleef na een inbraak in zijn woning. Het college voerde een onderzoek uit naar de woon- en leefsituatie van appellant, waarbij waarnemingen werden gedaan op het opgegeven adres. De bevindingen toonden aan dat appellant niet op het adres aanwezig was en dat de woning een onbewoonde indruk maakte.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wel degelijk op het opgegeven adres woonde en verwees naar getuigenverklaringen. De Raad oordeelde echter dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij in de beoordelingsperiode zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres had. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de wettelijke verplichtingen om juiste informatie over zijn woonadres te verstrekken, wat leidde tot de afwijzing van de bijstandsaanvraag.