ECLI:NL:CRVB:2017:2290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- E.C.R. Schut
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling wegens verzwegen onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling van appellanten, die sinds 1 april 2006 bijstand ontvingen op grond van de Wet werk en bijstand. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft de AIO-uitkering per 1 april 2013 beëindigd, omdat appellanten niet langer in Nederland woonden. Naar aanleiding van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, uitgevoerd door de Svb, bleek dat appellanten onroerend goed in Turkije bezaten, wat niet was opgegeven. Dit onroerend goed bestond uit zes stukken grond en een woning, met een totale waarde van 90.000 Turkse Lira, wat boven de toegestane vermogensgrens van € 11.700,- ligt.
De Svb heeft vervolgens het recht op bijstand en AIO-aanvulling van appellanten ingetrokken over de periode van 1 april 2006 tot en met 31 maart 2013, omdat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door geen melding te maken van hun vermogen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep zijn gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, omdat appellanten geen nieuwe argumenten hebben aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen.
De Raad oordeelt dat de Svb terecht heeft geconcludeerd dat appellanten beschikten over vermogen dat boven de voor hen geldende vermogensgrens ligt en dat zij hun inlichtingenplicht hebben geschonden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.