ECLI:NL:CRVB:2017:2285
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gebrek aan duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 30 december 2010 bijstand ontving naar de norm voor een alleenstaande ouder. De intrekking vond plaats omdat het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer van mening was dat appellante niet duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, met wie zij vier kinderen had. De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar echtgenoot, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven, feitelijk nog steeds een gezin vormden en dat de affectieve relatie tussen hen niet van belang was voor de beoordeling van de bijstandsverlening.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in detail onderzocht, waaronder de meldingen van de klantmanager en het daaropvolgende onderzoek door de gemeente. De Raad concludeert dat appellante niet als ongehuwd kon worden aangemerkt volgens de Participatiewet, omdat er geen sprake was van een door beide partijen gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. De Raad bevestigt dat de intrekking van de bijstand terecht was, omdat appellante en haar echtgenoot niet duurzaam gescheiden leefden, en dat zij als gezin moesten worden beschouwd voor de toepassing van de wet.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. Er zijn geen proceskosten toegewezen, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.