ECLI:NL:CRVB:2017:2246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellante, die bijstand ontving als alleenstaande ouder. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, maar appellanten betwisten dat zij gedurende de relevante periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen de bijstand van appellante heeft ingetrokken en teruggevorderd op basis van de conclusie dat appellanten een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De Raad onderzoekt de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de inschrijving van appellanten in de basisregistratie en de bevindingen van de sociale recherche. De Raad concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een gezamenlijke huishouding in de eerste periode, maar dat er wel voldoende bewijs is voor de tweede periode, waarin appellant zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en herroept de besluiten van het college voor de periode waarin geen gezamenlijke huishouding kon worden vastgesteld. Tevens wordt het college opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren van appellanten. De proceskosten worden vergoed.