4.1.Ingevolge artikel 17 van de WWB doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 18a, eerste lid, van de WWB legt het college een bestuurlijke boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB.
Artikel 18a, tweede lid, van de WWB bepaalt dat onder benadelingsbedrag wordt verstaan het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB (…) ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand is ontvangen.
Ingevolge artikel 18a, derde lid, van de WWB legt het college, indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van een verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 18a, vierde lid, van de WWB kan het college afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het derde lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van een verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
Ingevolge artikel 4 van de door het college vastgestelde en op 1 januari 2013 in werking getreden Beleidsregels bestuurlijke boete WWB, IOAW en IOAZ (beleidsregels) ziet het college bij schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag af van het opleggen van een boete en volstaat het met het geven van een schriftelijke waarschuwing (…), tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4.2.1.Appellant heeft aangevoerd dat hij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij het in 1.3 genoemde besluit wel tijdig heeft gemeld en uit dit besluit ook de hoogte van het dagloon volgde, zodat duidelijk was dat de ziektewetuitkering waar hij recht op had hoger was dan de voor hem geldende bijstandsnorm en hij over de gehele periode met terugwerkende kracht geen recht had op bijstand. De bankafschriften en uitkeringsspecificaties waren daarom niet relevant voor de beantwoording van de vraag of hij recht had op bijstand, zodat het college deze ten onrechte bij hem heeft opgevraagd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.2.2.Anders dan appellant heeft gesteld, wordt in het in 1.3 genoemde besluit de hoogte van het dagloon niet vermeld. Met dat besluit was de daadwerkelijke uitbetaling van de ziektewetuitkering en de hoogte van die uitkering dan ook niet bekend bij het college. Het college heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat de uitkeringsspecificaties en bankafschriften van belang waren voor het recht op bijstand. Door deze gegevens niet te verstrekken heeft appellant de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de WWB geschonden.
4.3.1.Appellant heeft voorts aangevoerd dat geen sprake was van benadeling. Deze beroepsgrond slaagt. Daartoe wordt als volgt overwogen.
4.3.2.Uit artikel 18a, tweede lid, van de WWB volgt dat slechts sprake is van een benadelingsbedrag indien en voor zover de betrokkene geen bijstand zou hebben ontvangen indien hij de inlichtingenverplichting wel had nageleefd. Die situatie doet zich hier niet voor. Pas op 4 december 2013 zijn aan appellant specificaties over de ziektewetuitkering verstrekt en is vervolgens de ziektewetuitkering feitelijk nabetaald. Dit betekent dat appellant de bijstand die hij over de periode van 22 april 2013 tot 9 december 2013 heeft ontvangen, ook zou hebben ontvangen indien hij de verplichting om onverwijld de nabetalingen te melden had nageleefd.