ECLI:NL:CRVB:2017:2162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkeringen op basis van bankrekeningtransacties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant ontving sinds 22 november 2011 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van de appellant herzien en teruggevorderd, omdat hij zijn inlichtingenverplichting niet had nageleefd door geen melding te maken van stortingen op zijn bankrekening. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de stortingen op zijn rekening niet van hem waren, maar van zijn vriendin, die problemen had met haar eigen bankrekening. De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de stortingen niet tot zijn middelen behoren. De Raad heeft bevestigd dat het aan de appellant is om aannemelijk te maken dat hij niet over de gestorte bedragen kon beschikken. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.