ECLI:NL:CRVB:2017:2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontslag van ambtenaar wegens toerekenbaar plichtsverzuim bij aangifte inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een ambtenaar die onvoorwaardelijk ontslagen is wegens plichtsverzuim met betrekking tot zijn aangifte inkomstenbelasting. De appellant, werkzaam bij de Belastingdienst, heeft gedurende meerdere jaren een hoger bedrag aan rente en kosten van geldleningen voor zijn eigen woning opgevoerd dan waar hij wettelijk recht op had. Dit leidde tot een onterecht hogere belastingteruggave. De staatssecretaris van Financiën heeft hem een disciplinaire straf opgelegd, die door de rechtbank is bevestigd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 juni 2017 behandeld, waarbij de appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Adansar. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. G.B. Honders. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de appellant niet heeft gereageerd op verzoeken van de belastinginspecteur om jaaroverzichten te verstrekken, wat zijn fiscale verplichtingen schond. De Raad oordeelt dat de opgelegde straf van ontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim, gezien de hoge eisen die aan ambtenaren van de Belastingdienst worden gesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.