ECLI:NL:CRVB:2017:2128
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van inlichtingenverplichting en onduidelijkheid over inkomsten uit werkzaamheden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die van 11 april 2003 tot 7 juli 2005 bijstand ontvingen naar de norm voor alleenstaande ouders en daarna naar de norm voor gehuwden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond verklaarde en het beroep van appellant gegrond verklaarde, maar de terugvordering van appellant vernietigde. De Raad oordeelt dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun inkomsten uit diverse werkzaamheden, waaronder het organiseren van erotische avonden en schoonmaakwerkzaamheden. De Raad bevestigt dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg terecht de bijstand heeft ingetrokken en de gemaakte kosten heeft teruggevorderd, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door de schending van de inlichtingenverplichting. De Raad komt tot de conclusie dat de terugvordering van de bijstand terecht is en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het beroep tegen het nader besluit van het college wordt ongegrond verklaard.