ECLI:NL:CRVB:2017:2104
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen eigendom en inkomsten uit hazelnootplantages in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die sinds 2006 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers heeft een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij werd vastgesteld dat appellanten onroerend goed in Turkije bezitten, waaronder hazelnootplantages. Het dagelijks bestuur heeft geconcludeerd dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door deze eigendommen niet te melden, wat leidde tot de intrekking van de bijstand over een periode van meer dan zeven jaar en een terugvordering van in totaal € 119.349,88.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond verklaard. Appellanten hebben echter in hoger beroep betwist dat zij de inlichtingenverplichting hebben geschonden en dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de werkelijke aard van de percelen en de mogelijkheid van inkomsten uit de hazelnootplantages. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij nader onderzoek naar de percelen en de exploitatie daarvan noodzakelijk is.
De Raad heeft tevens geoordeeld dat het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellanten moet worden veroordeeld, en heeft de kosten voor verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.475,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 mei 2017.