ECLI:NL:CRVB:2017:2103
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op grond van onvoldoende informatie over woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellant had in de periode van 4 april 2012 tot 1 november 2013 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Zijn bijstand werd beëindigd na een uitschrijving uit de gemeentelijke basisadministratie. Appellant diende op 24 juli 2014 een nieuwe aanvraag in voor bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag stelde de aanvraag buiten behandeling omdat appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had ingeleverd. Appellant had meerdere keren de gelegenheid gekregen om de ontbrekende informatie te verstrekken, maar voldeed hier niet aan. Het college weigerde ook een uitstelverzoek van appellant op de laatste dag van de hersteltermijn.
De Raad oordeelde dat het college terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat appellant niet had voldaan aan de inlichtingenverplichting. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten van het college voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant zijn hoofdverblijf niet had op het opgegeven adres. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank, die de beroepen van appellant ongegrond hadden verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig en volledig verstrekken van informatie door de aanvrager van bijstand, en dat het college bevoegd is om aanvragen buiten behandeling te stellen indien aan deze verplichtingen niet wordt voldaan.