Uitspraak
27 mei 2015, 14/1575 (aangevallen uitspraak 1) en 12 januari 2016, 15/3076 (aangevallen uitspraak 2)
F.M.J. Eijmael.
OVERWEGINGEN
28 januari 2013 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellante werd met haar beperkingen in staat geacht de functies van administratief medewerker
(SBC-code 315090), telefoniste/receptioniste (SBC-code 315120), wikkelaar (SBC-code 267050), machinebediende (SBC-code 271093), magazijn/expeditiemedewerker (SBC-code 111220), te vervullen. Dit besluit is tot in hoger beroep in stand gebleven (uitspraak van de Raad met procedurenummer 14/3677 WIA, ECLI:NL:CRVB:2015:3893).
7 oktober 2013 ziek en toegenomen arbeidsongeschikt gemeld wegens lichamelijke en psychische klachten. Appellante heeft op 11 december 2013 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts van het Uwv. Deze arts heeft appellante per 17 december 2013 geschikt geacht om haar werk weer te doen. Vervolgens heeft het Uwv bij besluit van
17 december 2013 vastgesteld dat appellante per 17 december 2013 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 7 februari 2014 (bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
6 februari 2014 ten grondslag. Uit dit rapport blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het standpunt inneemt dat appellante voor één van de in het kader van de WIA geselecteerde functies, namelijk de functie van telefonisch medewerker planning (SBC-code 315120), geschikt is.
15 december 2014 heeft het Uwv met ingang van 16 december 2014 verdere uitkering ingevolge de ZW geweigerd. Bij besluit van 8 april 2015 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 december 2014, onder verwijzing naar een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 maart 2015, ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat appellante op
16 december 2014 in staat was tot het verrichten van werkzaamheden verbonden aan de functie van telefoniste/receptioniste (SBC-code 315120).
28 januari 2014, betrokken. In het rapport van 6 februari 2014 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep overwogen dat het, op grond van alle voorhanden informatie, aannemelijk is dat appellante psychisch en energetisch minder belastbaar is. Rekening houdend met een eventuele medicatiebijwerking en gelet op de therapie en haar psychische gesteldheid acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep het aannemelijk dat appellante niet fulltime voor de arbeidsmarkt beschikbaar is. Appellante kan echter per 17 december 2013 geschikt worden geacht voor de functie telefonist/receptionist (telefonisch medewerker planning), omdat deze functie geen verhoogd persoonlijk risico met zich brengt en een omvang heeft van 22 uur per week.
16 december 2014 geen recht op ziekengeld meer heeft wordt overwogen dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een reactie van 26 oktober 2015 op de door appellante overgelegde informatie onderbouwd geconcludeerd dat hierin geen aanknopingspunten te vinden zijn voor het stellen van verdergaande beperkingen op de datum in geding. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle relevante medische informatie in ogenschouw heeft genomen en op inzichtelijke wijze heeft uitgelegd dat geen sprake is van wezenlijk nieuwe gezichtspunten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij zowel de informatie van de neuroloog als van de psycholoog betrokken.