ECLI:NL:CRVB:2017:2090
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijzondere bijstand en eigen bijdrage advocaatkosten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen. Appellant had op 9 mei 2014 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter dekking van de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem weigerde deze aanvraag. Het college stelde dat de kosten waar appellant om vroeg, betrekking hadden op facturen uit 2012 en 2013, terwijl de aanvraag pas in 2014 was ingediend. Volgens het beleid van het college kan bijzondere bijstand alleen worden verleend als de aanvraag binnen drie maanden na het ontstaan van de kosten is ingediend. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn argumenten en stelt hij dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht moet worden toegekend. Hij verwijst naar medische omstandigheden die hem verhinderden om eerder een aanvraag in te dienen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt echter de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De Raad stelt vast dat de rechtbank de relevante feiten en omstandigheden correct heeft beoordeeld en dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de eerdere beslissing te weerleggen. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en wijst de aanvraag voor bijzondere bijstand af.