ECLI:NL:CRVB:2017:2085
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstandsverlening wegens langdurig verblijf in het buitenland en de meldplicht bij terugkeer
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellante, die bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had toestemming gevraagd om in het buitenland te verblijven. Na een periode van verblijf in het buitenland, heeft het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek de bijstand van appellante beëindigd, omdat zij langer dan de toegestane vier weken in het buitenland was gebleven. Appellante keerde op 14 december 2014 terug naar Nederland, maar het dagelijks bestuur had al op 22 december 2014 besloten haar bijstand in te trekken met terugwerkende kracht tot 20 november 2014, omdat zij geen zeer dringende redenen had aangevoerd om haar bijstand te laten voortduren.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat het dagelijks bestuur op de hoogte was van haar terugkeer in Nederland en dat de intrekking van de bijstand daarom beperkt had moeten worden tot de periode van 20 november tot 14 december 2014. De Raad oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar terugkeer tijdig had gemeld. Het dagelijks bestuur had bevestigd dat er geen contact was geweest over haar terugkeer, en de verklaring van haar sociaal psychiatrisch verpleegkundige was niet voldoende om haar stelling te onderbouwen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.