ECLI:NL:CRVB:2017:2007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en beoordeling van voorliggende voorzieningen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand. De aanvraag werd afgewezen omdat appellante geen gebruik had gemaakt van een voorliggende voorziening, namelijk een toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De Raad oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand die appellante had gemaakt niet onder de Wrb vallen, omdat de rechtsbijstand was verleend door een organisatie die niet als rechtsbijstandverlener onder de Wrb kan worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat appellante de keuze had om gebruik te maken van de Wrb, maar dat zij ervoor had gekozen om een andere rechtsbijstandverlener in te schakelen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, omdat appellante geen gerechtvaardigde verwachting had op bijstand. Ook het beroep op artikel 6 van het EVRM werd verworpen, omdat het hier niet ging om een 'criminal charge'. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om prejudiciële vragen af.