ECLI:NL:CRVB:2017:1986
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.T. van den Corput
- H. Benek
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaalde bezoldiging van een ambtenaar na ontslag
In deze zaak gaat het om de terugvordering van onverschuldigd betaalde bezoldiging aan een ambtenaar, appellant, die in vaste dienst was bij een overheidsdienst. Appellant was vanaf 1 april 2005 werkzaam en kreeg op 1 augustus 2011 te horen dat hij wegens zeer ernstig plichtsverzuim onvoorwaardelijk ontslagen zou worden. De staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens besluiten genomen om de bezoldiging van appellant in te houden, maar door een administratieve fout is deze bezoldiging niet ingehouden. Hierdoor heeft appellant onterecht een bedrag van € 10.949,21 ontvangen, dat de staatssecretaris later heeft teruggevorderd.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de terugvordering, met de stelling dat de bedragen van de teruggevorderde vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering niet correct zijn berekend. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellant de juistheid van de bedragen niet gemotiveerd heeft betwist en dat de staatssecretaris bevoegd was om de onverschuldigd betaalde bezoldiging terug te vorderen. De Raad heeft de beroepsgrond van appellant, die pas ter zitting naar voren werd gebracht, als ontijdig aangemerkt en buiten beschouwing gelaten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die eerder het beroep van appellant tegen de terugvordering ongegrond had verklaard.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de staatssecretaris de terugvordering op juiste gronden heeft ingesteld en dat de procedure correct is verlopen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.