ECLI:NL:CRVB:2017:1976

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
15/6399 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een woonvoorziening in de vorm van een doucheaanpassing op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een verzoek van appellante om een woonvoorziening in de vorm van een doucheaanpassing, die was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde. Appellante, die beperkingen ondervindt door een hersenaandoening en andere gezondheidsproblemen, had een aanvraag ingediend voor een douchecabine en douchestoel, maar het college had deze aanvraag afgewezen. Na een bezwaarprocedure en een aantal adviezen van zorgverleners, heeft het college uiteindelijk besloten dat appellante in aanmerking kwam voor een douchezitje met armleuningen en het verplaatsen van de douchemengkraan. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de gezondheidsproblemen van appellante en de adviezen van zorgverleners. De Raad oordeelde dat de voorgestelde aanpassingen in de natte cel, zoals het plaatsen van een opklapbaar douchezitje, voldoende compensatie bieden voor de beperkingen van appellante. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de ruimte in de natte cel dermate beperkt was dat de voorgestelde voorzieningen niet zouden voldoen. Het hoger beroep van appellante werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

15/6399 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
11 augustus 2015, 15/748 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde (college)
Datum uitspraak: 17 mei 2017
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. ing. M.R.P. Ossentjuk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017. Namens appellante is
mr. ing. Ossentjuk verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. P. Weggemans.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Appellante ondervindt beperkingen onder meer als gevolg van een hersenaandoening, visusklachten, incontinentie, extreme transpiratie en een huidaandoening. Zij ontvangt van een professionele zorgverlener hulp bij het douchen.
1.2.
Op 28 augustus 2013 heeft appellante bij het college op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een aanvraag ingediend om een woonvoorziening in de vorm van een doucheaanpassing (douchecabine en een douchestoel), te realiseren door het plaatsen van een dakkapel.
1.3.
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft het college de aanvraag van appellante afgewezen.
1.4.
Naar aanleiding van het door appellante tegen het besluit van 1 oktober 2013 gemaakte bezwaar heeft Trompetter en Van Eeden op verzoek van het college een nader onderzoek verricht. Op 17 april 2014 heeft B.W. Evertse, arts bij Trompetter en Van Eeden, na een huisbezoek op 4 maart 2014 en een beoordeling van de ontvangen medische informatie, geconcludeerd dat de natte cel geschikt moet zijn voor het verlenen van professionele hulp bij het wassen/douchen. Verder is voor het zittend douchen een voorziening met armleuningen nodig om stabiliteit te bieden bij het opstaan en het gaan zitten. In het advies van
13 augustus 2014 heeft D. Jonker-Ezendam, indicatieadviseur bij Trompetter en Van Eeden, na een beoordeling van de natte cel tijdens het huisbezoek op 15 juli 2014, overwogen dat een opklapbaar douchezitje met rugleuning en opklapbare armleggers in de huidige natte cel kan worden gerealiseerd, dat de douchemengkraan dan moet worden verplaatst en dat, in verband met het verlenen van hulp bij het douchen, de huidige beugel verwijderd moet worden. Aan de voorzijde en aan de zijde van het toilet is dan voldoende verzorgingsruimte aanwezig.
1.5.
Bij besluit van 10 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het college onder meer het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 oktober 2013 gegrond verklaard en bepaald dat appellante in aanmerking komt voor een doucheaanpassing in de vorm van het plaatsen van een douchezitje met armleuningen en het verplaatsen van de douchemengkraan. Hieraan heeft het college de adviezen van Trompetter en Van Eeden van 17 april 2014 en 13 augustus 2014 ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Niet kan worden gezegd dat het college onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld, dan wel dat het bestreden besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft hiertoe onder meer overwogen dat in het advies van 17 april 2014 uitvoerig is ingegaan op de gezondheidsproblematiek van appellante en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Het advies van 13 augustus 2014 acht de rechtbank naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent. Met de overgelegde rapporten van twee ergotherapeuten heeft appellante niet aannemelijk gemaakt dat zij uitsluitend door middel van het plaatsen van een dakkapel voldoende wordt gecompenseerd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Het plaatsen van een opklapbaar douchezitje is gelet op de beperkte ruimte geen oplossing. Ook is staand douchen dan onmogelijk omdat de beugel, die noodzakelijk is voor steun bij duizeligheid, verwijderd wordt. De huidige natte cel kan enkel door het plaatsen van een dakkapel voor gebruik door appellante geschikt worden gemaakt.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet in geschil is dat appellante beperkingen ondervindt waardoor het voor haar noodzakelijk is om staand en zittend, zowel individueel als met hulp van een professionele zorgverlener, gebruik te kunnen maken van de douche. Evenmin is in geschil dat appellante, wanneer zij zelfstandig staand doucht, soms steun nodig heeft in verband met duizeligheid.
4.2.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. In aanmerking genomen dat het te verstrekken opklapbare douchezitje met rugleuning en opklapbare armleggers ook ondersteuning biedt bij duizeligheid indien appellante staand doucht, is de Raad van oordeel dat appellante met het plaatsen van een dergelijk douchezitje in de huidige natte cel, het verplaatsen van de mengkraan en het verwijderen van de huidige beugel, voldoende wordt gecompenseerd voor haar beperkingen. Bij eventuele duizeligheid kan appellante plaatsnemen op het douchezitje of zich in staande positie vasthouden aan het opgeklapte douchezitje met opgeklapte leuningen. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat de ruimte in de natte cel dermate beperkt is dat met de door het college voorgestane voorziening een zorgverlener appellante niet kan helpen bij het staand en zittend douchen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en D.S. de Vries en
R.P.T. Elshoff als leden, in tegenwoordigheid van R.H. Budde als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2017.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) R.H. Budde

KP