ECLI:NL:CRVB:2017:1955
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatig besluit inzake bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die sinds 2003 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand, had een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Dit besluit, genomen op 22 april 2014, had geleid tot een intrekking van haar bijstand met terugwerkende kracht en een terugvordering van bijstandsbetalingen. Appellante stelde dat zij door het onrechtmatig besluit hoge schulden had gemaakt en vroeg om vergoeding van zowel materiële als immateriële schade.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college de wettelijke rente correct had berekend, maar dat er geen grond was voor een hogere schadevergoeding dan de reeds toegekende wettelijke rente. De Raad benadrukte dat de schadevergoeding voor vertraging in de voldoening van een geldsom, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, niet kan worden verhoogd op basis van de stelling dat de benadeelde meer schade heeft geleden. Wat betreft de immateriële schade oordeelde de Raad dat appellante niet voldoende had aangetoond dat zij geestelijk letsel had opgelopen dat rechtvaardigde dat er schadevergoeding voor immateriële schade zou worden toegekend. De rechtbank had terecht het verzoek om immateriële schade afgewezen.
De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.