ECLI:NL:CRVB:2017:1929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en beëindiging van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding en rechtmatig huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de intrekking en beëindiging van de bijstandsverlening aan betrokkene, die sinds 1 december 2000 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor het onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand was een anonieme melding dat er een man, genaamd D, bij betrokkene inwoonde. Na een huisbezoek en waarnemingen concludeerde het college van burgemeester en wethouders van Arnhem dat betrokkene een gezamenlijke huishouding voerde met D, zonder dit te melden. De rechtbank oordeelde in eerste instantie dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de onderzoeksbevindingen als toereikend beoordeeld. De Raad concludeerde dat er inderdaad sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat betekende dat betrokkene in strijd met haar inlichtingenverplichting had gehandeld. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van veranderingen in de leefsituatie voor het behoud van bijstandsrechten.