ECLI:NL:CRVB:2017:1913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen gezamenlijke huishouding na echtscheiding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die gehuwd zijn geweest van 7 augustus 1991 tot 20 maart 2000. Na hun scheiding hebben zij beiden bijstand ontvangen, maar het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft vastgesteld dat zij niet duurzaam gescheiden leefden en een gezamenlijke huishouding voerden. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche, dat resulteerde in de conclusie dat appellant ten onrechte bijstand naar de norm voor een alleenstaande ontving. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt van het college. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs leveren voor de stelling dat appellanten gedurende de relevante perioden niet duurzaam gescheiden leefden en een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden, waardoor het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen.