ECLI:NL:CRVB:2017:1872

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
16/5419 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning en overgang naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence met betrekking tot verschillende uitgangsposities

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence aan betrokkene, die in geschil is met de korpschef van politie. De rechtbank had eerder het besluit van de korpschef vernietigd, omdat deze niet voldoende had gemotiveerd waarom betrokkene niet op dezelfde functie was gematcht als haar collega B, ondanks gelijke uitgangsposities. De Raad heeft vastgesteld dat de uitgangsposities van betrokkene en B inderdaad verschilden, wat de korpschef voldoende had gemotiveerd. De Raad oordeelde dat de matching van functies op basis van de korpsfunctiebeschrijving en werksetting plaatsvindt, en niet op basis van feitelijke werkzaamheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, zodat de korpschef geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan betrokkene.

Uitspraak

16/5419 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
11 juli 2016, 14/8829 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van politie (appellant)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 18 mei 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. M.L. van der Geest een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2017. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V. de Kruijf-Stellaard en R.M.M. Paulssen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Geest.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant heeft de uitgangspositie van betrokkene voor haar toekomstige functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) op 31 december 2009 bepaald op Specialist Analyse, schaal 9 en vanaf 1 januari 2010 op Professional Informatievoorziening (met werksetting), schaal 9.
1.3.
Bij besluit van 16 december 2013, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 20 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft appellant ten aanzien van betrokkene per de peildatum
31 december 2011 besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie Operationeel Expert Intelligence, met als vakgebied Intelligence, salarisschaal 9.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besteden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat appellant ten onrechte niet op het door betrokkene naar voren gebracht geval van haar collega B is ingegaan en niet heeft gemotiveerd waarom ondanks de gelijke uitgangspositie en de aanbeveling van de hoorders, betrokkene niet op dezelfde LFNP-functie is gematcht als B, te weten Operationeel Specialist A, vakgebied Operationeel Specialismen, schaal 9.
2.1.
Appellant heeft in afwachting van de uitspraak van de Raad nog geen uitvoering gegeven aan de aangevallen uitspraak.
3. Naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd komt de Raad tot het volgende oordeel.
3.1.
Het betoog van appellant dat reeds in het bestreden besluit voldoende is gemotiveerd dat de situatie van betrokkene een andere was dan die van B, slaagt niet. Nu betrokkene gemotiveerd heeft aangegeven waarom de situatie van haar collega B gelijk was met die van haar en zij daarom, net als B, gematcht had moeten worden op de functie van operationeel Specialist A, lag het op de weg van appellant om dit betoog voldoende concreet, toegespitst op de situatie van B, te weerleggen. Nu appellant dit heeft nagelaten slaagt het hoger beroep in zoverre niet.
3.2.
Appellant heeft voorts betoogd dat de uitgangsposities van betrokkene en van B verschillen, van gelijke gevallen die gelijk gematcht hadden moeten worden is daarom geen sprake. Dit betoog slaagt. De uitgangspositie en de korpsfunctiebeschrijving met de daarvan onderdeel uitmakende werksetting van betrokkene verschilt van die van B. Bij betrokkene is de korpsfunctiebeschrijving Professional Informatievoorziening met werksetting Analist Activisme en Terrorisme, codering 26-519-B98, van toepassing. De code verwijst naar de formatieplaats in de formatiebeschikking, te weten Dienst IPOL, Unit Openbare Orde en Veiligheid, Team Activism e& Terrorisme. Bij B is de korpsfunctiebeschrijving Professional Informatievoorziening met werksetting Junior Specialist Analyse, met code 26-519-B56. De code verwijst naar de formatieplaats Dienst IPOL, Unit Forensic Intelligence & Identification, Overzicht en Inzicht.
3.3.
De Raad volgt appellant in zijn standpunt dat werksetting een nadere duiding geeft aan de algemene, generieke functiebenaming en de plaats in de organisatie. Een werksetting is onderdeel van de generieke korpsfunctiebeschrijving en kan worden aangemerkt als een korpsspecifiek basisdocument in de zin van Bijlage 1 bij de Beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) (Beleidsregel), van belang voor de matching (zie de uitspraak van de Raad van 24 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4493).
3.4.
Daarmee heeft appellant voldoende gemotiveerd dat sprake was van verschillende uitgangsposities van betrokkene en B, die met toepassing van de transponeringstabel hebben geleid tot matching op verschillende functies. De Raad volgt appellant in zijn standpunt dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied, danwel anderszins onhoudbaar moet worden geacht. Appellant heeft er in dit verband nog op gewezen dat uit de transponeringstabel volgt dat 26 medewerkers, waaronder betrokkene, vanuit de korpsfunctiebeschrijving Professional Informatievoorziening, met verschillende werksettings, zijn gematcht op de LFNP-functie van Operationeel Expert Intelligence, terwijl in slechts twee gevallen, waaronder B, vanwege de werksetting Junior Specialist Analyse, is gematcht op de functie van Operationeel Specialist A.
3.5.
Het betoog van betrokkene dat de inhoud van haar feitelijke werkzaamheden en die van B niet wezenlijk verschilde, leidt niet tot een ander oordeel, nu matching plaatsvindt aan de hand van de korpsfunctiebeschrijving en niet op basis van de feitelijke werkzaamheden
(zie de uitspraak van de Raad van 28 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:344).
3.6.
Het vorenstaande leidt de Raad tot de conclusie dat de rechtbank terecht het bestreden besluit vernietigd heeft vanwege het daaraan klevende motiveringsgebrek, maar dat op basis van de nadere in hoger beroep door appellant gegeven motivering de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven. De Raad zal dat bepalen, zodat appellant niet een nieuw besluit op bezwaar zal hoeven te nemen.
4. De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de door betrokkene gemaakte proceskosten in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 990,- wegens verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- bevestigt de aangevallen uitspraak met dien verstande dat wordt bepaald dat de
rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit van 20 augustus 2014 in stand
blijven;
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 990,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 503,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van A. Mansourova als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2017.
(getekend) M.T. Boerlage
(getekend) A. Mansourova

HD