ECLI:NL:CRVB:2016:4493

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
16/729 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de vaststelling van de uitgangspositie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant, werkzaam in de voormalige politieregio Haaglanden, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn uitgangspositie voor een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De korpschef had de uitgangspositie van appellant vastgesteld op operationeel leidinggevende C (schaal 10), wat appellant betwistte. Hij stelde dat de matching niet overeenkomstig de Regeling was geschied en dat het resultaat onhoudbaar was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het aan appellant was om aannemelijk te maken dat de matching niet correct was uitgevoerd. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en concludeerde dat de keuze voor het domein Ondersteuning voldoende gemotiveerd was en niet onhoudbaar. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

Uitspraak

16/729 AW
Datum uitspraak: 24 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
16 december 2015, 14/8634 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2016. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.H. Horst en R.M.M. Paulssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor het kader en de regelgeving van dit hoger beroep verwijst de Raad naar zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663).
1.2.
Appellant was werkzaam in de voormalige politieregio Haaglanden, thans regionale eenheid Den Haag. De korpschef heeft de uitgangspositie van betrokkene voor zijn toekomstige functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) bepaald op operationeel leidinggevende C (schaal 10). De uitgangspositie staat in rechte vast.
1.3.
Op 16 december 2013 heeft de korpschef ten aanzien van appellant besloten tot toekenning van en overgang naar de LFNP-functie van Bedrijfsvoeringspecialist B, met bijbehorende salarisschaal 10, per peildatum 31 december 2011. Bij besluit van 31 juli 2014 (bestreden besluit) is het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft op hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft betoogd dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat nu daarin voornamelijk is verwezen naar de transponeringstabel (TPT), welke ten onrechte is aangemerkt als algemeen verbindend voorschrift. Dit betoog slaagt niet. Verwezen wordt naar vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld naar de uitspraak van 25 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3171. Daarom had appellant ook geen recht op vergoeding van zijn proceskosten, zoals hij heeft betoogd.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep voorts aangevoerd dat de matching niet overeenkomstig de Regeling overgang naar een LFNP functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (Regeling) is geschied, dan wel anderszins onhoudbaar is. De Raad overweegt dat zoals in de onder 1.1 genoemde uitspraken van 1 juni 2015 is geoordeeld, het aan de betrokken politieambtenaar is om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van zijn uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
4.3.
Appellant heeft betoogd dat de korpschef bij de keuze voor het domein Ondersteuning in strijd heeft gehandeld met artikel 3, vierde lid, van de Regeling, nu de korpschef ten onrechte niet de door de Regeling voorgeschreven volgorde heeft gehanteerd, waarbij eerst het meest vergelijkbare domein dient te worden bepaald en vervolgens pas het meest vergelijkbare vakgebied. Dit betoog treft geen doel. Uit de Handleiding uitvoering matching LFNP 2013 (Handleiding) kan niet worden afgeleid dat daarin een van de Regeling afwijkende - door de korpschef in het onderhavige geval gevolgde - volgorde is voorgeschreven. Ook anderszins is van strijd met artikel 3, vierde lid, van de Regeling niet gebleken. Appellants stelling dat bij de matching niet de door de Regeling dwingend voorgeschreven volgorde is gehanteerd, vindt evenmin steun in het functievergelijkingsformulier waarin de motivering van de bestreden matching is opgenomen.
4.4.1.
Appellant heeft voorts betoogd dat het resultaat van de matching kennelijk onjuist en daardoor onhoudbaar is te achten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zijn korpsfunctie het meest vergelijkbaar is met het domein Uitvoering, omdat de nadruk in zijn korpsfunctie ligt op het leveren van een directe bijdrage aan de operationele politietaken. Appellant heeft een executieve status, is IBT-vaardig en heeft veelvuldig contact met de Officier van Justitie. Er is bovendien sprake van onregelmatige werktijden en het optreden bij calamiteiten. Het volgende wordt overwogen.
4.4.2.
Volgens de beleidsregel Instructie organieke matching (Stcrt. 2012, nr. 10411, zoals nadien gewijzigd, Stcrt. 2013, nr. 12776) (Beleidsregel), voor zover hier van belang, gelden voor de domeinen Uitvoering en Ondersteuning de volgende definities:
“Het domein Uitvoering draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Beveiliging, G(ebieds) G(ebonden) P(olitie), Informantenrunner, Intelligence, Interventie, Meldkamer, Observatie, Tactische Opsporing, Forensische Opsporing, Luchtvaart, Intake & Service en Operationeel Specialismen. Het domein Uitvoering levert een directe bijdrage aan operationele politietaken, en staat daarmee in rechtstreeks verband met de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding), de openbare orde en veiligheid en/of leefbaarheid in de samenleving.
Het domein Ondersteuning draagt in de zin van het LFNP bij aan één van de vakgebieden vallend onder dit domein, te weten: Bedrijfsvoering Specialismen, Gespecialiseerde Ondersteuning, Administratie en Secretariaat, Scheepvaart, Techniek, H(uisvesting) S(ervices) en M(iddelen), Onderzoek & Kennisontwikkeling en Docenten. Het domein Ondersteuning levert een bijdrage aan een effectief en efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl tegelijkertijd geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken en daarmee niet in rechtstreeks of onvoldoende verband staat met de handhaving van de rechtsorde”
4.3.
Volgens de Handleiding, pagina 39 en verder, gaat het bij de indeling in het domein Ondersteuning ook om korpsfunctiebeschrijvingen met leidinggevende aspecten, waarbij geen leiding wordt gegeven aan de uitvoering van de politietaak.
4.4.
Blijkens het functievergelijkingsformulier is voor het domein Ondersteuning als het meest vergelijkbare gekozen, omdat uit de korpsfunctiebeschrijving blijkt dat het niet gaat om de uitvoering van de politietaak en het daarnaast het (deels) leidinggeven aan (een) stafafdeling(en) betreft. Voor dit domein is gekozen, als meest vergelijkbare, omdat uit de korpsfunctie blijkt dat een bijdrage wordt geleverd aan een efficiënt werkende politieorganisatie, terwijl, tegelijkertijd uit de korpsfunctie blijkt, dat geen of een beperkte directe bijdrage wordt geleverd aan operationele politietaken.
4.5.
De Raad acht de keuze voor het domein Ondersteuning, gelet op de korpsfunctiebeschrijving, de toelichting in de Handleiding alsmede de in het functievergelijkingsformulier gegeven motivering voldoende (inzichtelijk) gemotiveerd en niet onhoudbaar. Dat gelet op appellants functiebeschrijving wellicht ook gekozen had kunnen worden voor het domein Uitvoering, maakt de match niet onhoudbaar. Zoals de korpschef ter zitting heeft benadrukt heeft de werkgroep matching, conform stap 1 van bijlage 1 bij de Beleidsregel, ten behoeve van de matching de benodigde korpsspecifieke basisdocumenten verzameld, zoals onder meer de functiebeschrijving, de korpsplannen, het (korps)organogram en het functiewaarderingsadvies. Omdat uit deze basisdocumenten is gebleken dat appellants korpsfunctie was ondergebracht bij de afdeling Personeel & Organisatie, bureau opleiden en geen leiding werd gegeven aan de uitvoering van de politietaak is gekozen voor het domein Ondersteuning. Dat bij collega’s van appellant met een soortgelijke functiebeschrijving wel matchting heeft plaatsgevonden in het domein Uitvoering, houdt volgens de korpschef verband met de plaats van deze collega’s in de organisatie, die kan verschillen met die van appellant. De Raad kan de korpschef daarin volgen. Voor zover de feitelijke situatie zou afwijken van de beschrijving van de korpsfunctie, geldt dat de functiebeschrijving leidend is bij de matching en dat het voor rekening en risico van appellant komt dat hij heeft berust in de vaststelling van zijn uitgangspositie.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of anderszins een onhoudbaar resultaat kent.
4.7.
Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. Evenmin bestaat aanleiding om, zoals is verzocht, de korpschef te veroordelen tot vergoeding van griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2016.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) L.L. van den IJssel

HD