ECLI:NL:CRVB:2017:1858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.C.W. Lange
- B.M. van Dun
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de startersregeling in het kader van de Werkloosheidswet en de intrekking van toestemming door het Uwv
In deze zaak gaat het om de intrekking van de toestemming voor de startersregeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan appellante, die in het verleden werkzaamheden heeft verricht zonder deze te melden. Appellante ontving vanaf 1 januari 2013 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en vroeg toestemming aan het Uwv om gebruik te maken van de startersregeling. Deze toestemming werd verleend voor de periode van 5 mei 2014 tot en met 2 november 2014. Echter, het Uwv ontdekte via een anonieme tip dat appellante al sinds 2010 samen met haar echtgenoot een bedrijf had en dat zij werkzaamheden als zelfstandige verrichtte, wat in strijd was met de voorwaarden van de startersregeling.
Het Uwv trok de toestemming voor de startersregeling in op 24 juni 2014, waarna appellante bezwaar maakte. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. De Raad oordeelde dat de werkzaamheden die appellante verrichtte vóór de toestemming voor de startersregeling niet als hobbymatig konden worden aangemerkt en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 77a van de WW. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de toestemming had ingetrokken, omdat appellante haar activiteiten niet had gemeld en niet tijdig navraag had gedaan naar de gevolgen voor haar uitkering.
De Raad benadrukte dat appellante verantwoordelijk was voor het verstrekken van juiste en volledige informatie aan het Uwv en dat de anonieme tip geen vrijstelling bood van deze verplichting. De uitspraak werd gedaan op 12 april 2017, waarbij de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde en geen aanleiding zag voor een veroordeling in de proceskosten.