ECLI:NL:CRVB:2017:1824
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boete en terugvordering bijstandsuitkering wegens niet-wonen op opgegeven adressen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, waarin een boete werd opgelegd en de terugvordering van bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellant ontving sinds 5 augustus 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Na adreswijzigingen en een onderzoek door de gemeente, concludeerde het college dat appellant niet op de opgegeven adressen woonde en trok de bijstand per 13 april 2012 in. Tevens werd een terugvordering van € 10.891,62 opgelegd en boetes van in totaal € 3.643,60. De rechtbank bevestigde deze besluiten, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de boete ten onrechte te hoog had vastgesteld. De Raad stelde vast dat appellant de inlichtingenverplichting had geschonden, maar dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de verwijtbaarheid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en stelde de boete vast op € 2.189,44, wat als evenredig werd beschouwd. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellant en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 mei 2017.