In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een uitkering ontving op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), had niet gemeld dat zij in dienst was getreden bij een stichting en had ook inkomsten uit vrijwilligerswerk ontvangen. Het Uwv had de WAZ-uitkering stopgezet en een terugvordering ingesteld van onverschuldigd betaalde uitkering, alsook een boete opgelegd wegens het niet voldoen aan de inlichtingenplicht. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad de boete verlaagd van € 250,- naar € 120,15, omdat de schending van de inlichtingenverplichting slechts verminderd verwijtbaar was. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de psychische klachten van de appellant. De Raad bevestigde de overige beslissingen van de rechtbank en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van de appellant tot een totaalbedrag van € 2.475,-.