In deze zaak gaat het om een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun verzoek om financiële voorzieningen voor onderdak, ziektekostenverzekering, kleding, voedsel en vervoer door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 mei 2017 uitspraak gedaan. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.J.A. Bosch, hebben hun verzoek ingediend op basis van de Participatiewet (PW) en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft het verzoek afgewezen, met de argumentatie dat appellanten geen aanspraak hadden op de gevraagde voorzieningen en dat de kosten van huisvesting en andere noodzakelijke uitgaven niet vergoed konden worden onder de Wmo 2015.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat appellanten niet onder de relevante bepalingen van de PW vallen en dat hun weigering om gebruik te maken van gemeentelijke opvangvoorzieningen voor hun rekening en risico komt. In hoger beroep hebben appellanten aangevoerd dat het college in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen verweerschrift heeft ingediend, wat volgens hen een schending van hun recht op een eerlijk proces zou zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellanten niet in hun verdediging zijn geschaad en dat de Awb geen gevolgen verbindt aan het ontbreken van een verweerschrift.
De Centrale Raad van Beroep heeft bevestigd dat de appellanten geen recht hebben op de gevraagde voorzieningen en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank terecht was. De Raad heeft benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor opvangvoorzieningen voor vreemdelingen bij de centrale overheid ligt en dat de appellanten niet voldoen aan de voorwaarden voor bijstandsverlening onder de PW en Wmo 2015. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.