ECLI:NL:CRVB:2017:1789
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag algemene bijstand wegens onvoldoende bewijs van besteding opbrengst woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om algemene bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had in oktober 2014 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen omdat hij niet kon aantonen waaraan hij de opbrengst van zijn woning, die hij in 2008 voor € 144.000,- had verkocht, had besteed. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag stelde dat appellant onvoldoende bewijsstukken had overgelegd om zijn financiële situatie inzichtelijk te maken.
De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep en bevestigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die eerder het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellant niet voldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en dat hij niet met objectieve en verifieerbare bewijsstukken kon aantonen hoe hij de opbrengsten van de verkoop van zijn woning had besteed. Appellant had weliswaar verklaringen van derden overgelegd, maar deze waren niet concreet genoeg en gaven geen duidelijkheid over de besteding van de gelden.
De Raad komt tot de conclusie dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slagen en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.