Uitspraak
4 januari 2016, 15/6557 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 januari 2016 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had zich op 20 december 2014 gemeld bij het UWV Werkbedrijf voor het doen van een aanvraag om bijstand en diende op 16 januari 2015 de aanvraag digitaal in, met als gewenste ingangsdatum 8 december 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer kende appellant bijstand toe met ingang van 16 januari 2015, wat appellant betwistte. Hij stelde dat hij meerdere pogingen had gedaan om eerder een aanvraag in te dienen, maar dat dit niet was gelukt door een computerstoring bij het Werkplein. De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij eerder een aanvraag had kunnen indienen en bevestigde de ingangsdatum van de bijstand. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant terecht had weerlegd en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.