ECLI:NL:CRVB:2017:1733

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
16-359 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum bijstand en aanvraagprocedure onder de Participatiewet

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 januari 2016 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had zich op 20 december 2014 gemeld bij het UWV Werkbedrijf voor het doen van een aanvraag om bijstand en diende op 16 januari 2015 de aanvraag digitaal in, met als gewenste ingangsdatum 8 december 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer kende appellant bijstand toe met ingang van 16 januari 2015, wat appellant betwistte. Hij stelde dat hij meerdere pogingen had gedaan om eerder een aanvraag in te dienen, maar dat dit niet was gelukt door een computerstoring bij het Werkplein. De rechtbank oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij eerder een aanvraag had kunnen indienen en bevestigde de ingangsdatum van de bijstand. In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant terecht had weerlegd en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

16/359 PW
Datum uitspraak: 9 mei 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
4 januari 2016, 15/6557 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.M. Dezfouli, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2017. Namens appellant is verschenen mr. Dezfouli. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 20 december 2014 gemeld bij het UWV Werkbedrijf (Werkplein) voor het doen van een aanvraag om bijstand. Appellant heeft op 16 januari 2015 de aanvraag om bijstand digitaal ingediend met vermelding van 8 december 2014 als gewenste ingangsdatum.
1.2.
Bij besluit van 26 maart 2015, voor zover hier van belang, heeft het college appellant met ingang van 16 januari 2015 bijstand toegekend op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Appellant heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen de gehanteerde ingangsdatum. Bij besluit van 27 augustus 2015 (bestreden besluit), voor zover hier van belang, heeft het college de ingangsdatum gehandhaafd. Het college heeft aan de besluitvorming over de ingangsdatum ten grondslag gelegd dat appellant eerst op 16 januari 2015 zijn aanvraag om bijstand heeft ingediend en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanaf 20 december 2014 vergeefse pogingen heeft gedaan om digitaal bijstand aan te vragen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, met verwijzing naar de uitspraak van 17 december 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2850), geoordeeld dat appellant op 16 januari 2015 digitaal een aanvraag om bijstand heeft ingediend en dat dit niet zo spoedig mogelijk na de melding van 20 december 2014 is geweest. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat in de gehele periode van 20 december 2014 tot 16 januari 2015 sprake is geweest van een computerstoring bij het Werkplein en evenmin dat een eventuele storing aan het tijdig schriftelijk indienen van een aanvraag in de weg heeft gestaan.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant heeft aangevoerd dat hij meerdere keren heeft geprobeerd digitaal een aanvraag in te dienen, maar dat dit niet is gelukt als gevolg van een computerstoring bij het Werkplein. Dat hij uiteindelijk pas op 16 januari 2015 zijn aanvraag heeft ingediend, is hem niet te verwijten. Aan appellant is ook meegedeeld dat het Werkplein bekend was met de computerstoring en dat daarmee rekening zou worden gehouden met de afhandeling van de aanvraag. Bovendien is aannemelijk dat appellant zich voldoende heeft ingespannen om tijdig een aanvraag in te dienen, omdat hij geen inkomen had, zijn WSNP-traject in gevaar was en hij daarom alle reden had zo snel mogelijk een aanvraag om bijstand in te dienen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak die beroepsgronden met vermelding van rechtspraak van de Raad gemotiveerd weerlegd. Appellant heeft geen gronden aangevoerd voor zijn standpunt dat die weerlegging onjuist is dan wel onvolledig. Ook in hoger beroep heeft appellant nog geen begin van bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij niet eerder dan op 16 januari 2015 een aanvraag om bijstand heeft kunnen indienen.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van M.S. Spek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2017.
(getekend) W.F. Claessens
De griffier is verhinderd te ondertekenen

HD