ECLI:NL:CRVB:2017:1677
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen onvoorwaardelijk ontslag wegens ernstig plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam om appellant onvoorwaardelijk te ontslaan, heeft bevestigd. Appellant was sinds 22 januari 2007 in dienst bij de gemeente en heeft in de loop der jaren meerdere disciplinaire straffen opgelegd gekregen wegens plichtsverzuim. De laatste disciplinaire maatregel, onvoorwaardelijk ontslag, volgde op het gebruik van een transponder om zonder betaling uit een parkeergarage te rijden. Appellant heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen eerdere disciplinaire straffen en heeft ook bezwaar gemaakt tegen het ontslag. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het college voldoende gronden had voor het ontslagvoornemen, gezien de herhaalde overtredingen en de waarschuwingen die appellant had ontvangen. De Raad bevestigt dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan het gepleegde plichtsverzuim, vooral gezien de voorgeschiedenis van appellant. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen onrechtmatig besluit is genomen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.