ECLI:NL:CRVB:2017:1655
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van toeslag op grond van de Toeslagenwet na melding van samenwonen
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) aan appellante, die een Wajong-uitkering ontving. Appellante had in januari 2013 gemeld dat zij ging samenwonen, waarna het Uwv haar toeslag tijdelijk schorste. Na het indienen van een aanvraag voor de toeslag, werd deze met terugwerkende kracht toegekend, maar zonder rekening te houden met de inkomsten van haar partner. In mei 2014 bleek uit een bestandsvergelijking met de Belastingdienst dat de partner van appellante inkomsten uit arbeid had, wat leidde tot een verlaging van de toeslag en een terugvordering van € 13.863,23. Appellante maakte bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze ongegrond, met de stelling dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel toeslag ontving.
De rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat zij niet op de hoogte was van ontbrekende informatie over het inkomen van haar partner. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante, gezien de omstandigheden, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat haar toeslag te hoog was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.