Uitspraak
7 januari 2016, 15/1397 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Almere tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had geoordeeld dat het bezwaarschrift van betrokkene, dat per fax was verzonden, ten onrechte als niet ontvangen was aangemerkt door appellant. Betrokkene ontving sinds 24 juni 2003 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant had de bijstand van betrokkene beëindigd op grond van een schending van de inlichtingenverplichting, maar betrokkene maakte bezwaar tegen de intrekking van de bijstand. De gemachtigde van betrokkene stelde dat het bezwaarschrift op 11 april 2014 was verzonden, wat door appellant werd ontkend. De rechtbank oordeelde dat betrokkene de verzending voldoende aannemelijk had gemaakt en dat appellant de ontvangst niet op een niet ongeloofwaardige wijze had ontkend. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de risico's van de faxverzending voor rekening van de verzender komen en dat appellant geen sluitend bewijs had geleverd dat het bezwaarschrift niet was ontvangen. De Raad veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene en legde een griffierecht op.