ECLI:NL:CRVB:2017:1567
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- P.W. van Straalen
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen bankstortingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 9 oktober 2008 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding over mogelijke fraude heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een onderzoek ingesteld. Tijdens dit onderzoek zijn er verschillende stortingen op de bankrekening van appellante ontdekt, die zij niet had gemeld. Het college heeft daarop besloten om de bijstand van appellante over een bepaalde periode te herzien en een bedrag van € 2.156,68 terug te vorderen, omdat appellante de herkomst van de stortingen niet kon verklaren.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, en het college heeft dit bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en appellante is in hoger beroep gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de stortingen terecht als middelen zijn aangemerkt. De Raad oordeelt dat het college gerechtigd was om inzage te verlangen in de bankafschriften van appellante en dat de herziening van de bijstand terecht is gebeurd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.