ECLI:NL:CRVB:2017:1561

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
16/3473 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de woonlandfactor en herziening van de ANW-uitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die al voor 1 juli 2012 in het genot was van een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). De hoogte van deze uitkering werd vanaf 1 januari 2013 vastgesteld met toepassing van de woonlandfactor. Appellante heeft een verzoek om herziening ingediend naar aanleiding van een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 11 december 2012, waarin haar werd meegedeeld dat de ANW-uitkering vanaf 1 januari 2013 niet meer volledig zou worden uitbetaald. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep is gegaan.

Appellante stelt dat de rechtbank ten onrechte het fair play beginsel in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) niet heeft toegepast en dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de herziening van de ANW per 1 maart 2014 niet in strijd is met de wet- en regelgeving. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de toepassing van de woonlandfactor niet in strijd is met het EVRM.

De Raad concludeert dat de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 april 2017.

Uitspraak

16/3473 ANW
Datum uitspraak: 21 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 april 2016, 16/600 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Turkije (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. N. Türkkol, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2017. Voor appellante is
mr. Türkkol verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1. Appellante was al voor 1 juli 2012 in het genot van een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). Vanaf 1 januari 2013 is de hoogte van deze uitkering vastgesteld met toepassing van de zogenaamde woonlandfactor. Op het besluit van
11 december 2012 van de Svb waarin dit aan haar is medegedeeld, heeft appellante met een brief van 19 mei 2014 gereageerd. Deze brief is opgevat als een verzoek om herziening van het besluit van 11 december 2012 om te bewerkstelligen dat de ANW-uitkering vanaf
1 januari 2013 volledig wordt uitbetaald. Met een besluit van 4 september 2014 heeft de Svb appellante laten weten dat haar ANW-uitkering vanaf 1 maart 2014 niet meer wordt aangepast aan het kostenniveau van het woonland. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 15 januari 2016 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep stelt appellante dat de rechtbank ten onrechte het fair play beginsel in samenhang met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) niet heeft toegepast en dat er sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM (EP).
4.1.
Appellante kan hierin niet gevolgd worden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 21 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4148, wordt vastgesteld dat reeds is geoordeeld dat de herziening van de ANW per 1 maart 2014 (en dus niet per 1 januari 2013) in principe niet in strijd is met Nederlandse en internationaalrechtelijke wet- en regelgeving. Voor zover door appellante dezelfde argumenten zijn aangevoerd als al in die uitspraak zijn besproken, wordt geen aanleiding gezien om tot een ander standpunt te komen.
4.2.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat van schending van artikel 1 van het EP niet gesproken kan worden. De Raad heeft reeds geoordeeld dat de aantasting van een uitkering door toepassing van het woonlandbeginsel in beginsel niet in strijd is met artikel 1 van het EP (uitspraak van 12 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4180). In het onderhavige geval geldt voorts dat in het bestreden besluit de uitkering van appellante niet wordt aangetast maar juist wordt verhoogd. De verlaging van de uitkering vond zijn oorzaak in het besluit van
11 december 2012, maar tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend. Dat zij hiertoe niet in staat was omdat zij in een afgelegen deel van Turkije woont, is niet nader onderbouwd. Daarbij wordt er op gewezen dat appellante blijkbaar wel in staat is geweest de brief van 19 mei 2014 aan de Svb te zenden en ook in staat is geweest om bezwaar in te stellen tegen het besluit 4 september 2014. In welke zin haar situatie in 2014 verschilde van die eind 2012 op dit punt blijkt niet. Op welke wijze de rechtbank het fair play beginsel niet of onjuist heeft toegepast, is door appellante niet nader onderbouwd. Er bestaat evenmin aanleiding aan te nemen dat hiervan sprake is.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak zal dus bevestigd worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A.M.C. de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2017.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) A.M.C. de Vries

KP