ECLI:NL:CRVB:2017:1537

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
15/5928 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van extra vliegpunten aan appellant in het kader van de militaire vliegtoelage

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, werkzaam bij het Commando 1, verzocht om toekenning van vijf extra vliegpunten per 21 oktober 2010, conform de Nota 2011. De commandant der Zeestrijdkrachten had eerder, op 22 maart 2011, appellant vijf extra punten toegekend voor het behalen van een kwalificatie op 15 juni 2010, op basis van de Nota 2001. Appellant stelde dat de nieuwe Nota 2011, die op 21 oktober 2010 in werking trad, ook van toepassing moest zijn op zijn situatie. De commandant weigerde echter het verzoek, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigden.

De Raad oordeelde dat de commandant terecht geen aanleiding heeft gezien om het besluit van 22 maart 2011 te herzien. De Nota 2011 was niet van toepassing op de kwalificatie die appellant op 15 juni 2010 had behaald, aangezien deze nota pas na die datum in werking trad. De Raad bevestigde dat appellant op de hoogte had kunnen zijn van de Nota 2009, die voor zijn collega’s onder het CLSK gold, en dat dit geen nieuw feit was. De conclusie was dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

15/5928 MAW
Datum uitspraak: 20 april 2017
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
22 juli 2015, 14/9684 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Commandant der Zeestrijdkrachten (commandant)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. O.W. Borgeld hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant heeft mr. Borgeld een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2016. Voor appellant is
mr. Borgeld verschenen. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.A.J.W. Keij en mr. M.I. Biharie-Pronk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam bij het in 2008 opgerichte [Commando 1] . Binnen het [Commando 1] werken zowel militairen van de luchtmacht, die onder het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) vallen, als militairen van de marine, die onder het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) vallen. Appellant behoort tot de laatsten.
1.2.
Op 5 maart 2001 heeft de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten een nota bekendgemaakt waarin het beleid inzake differentiatie vliegtoelageopbouw voor vliegers is vastgelegd
(Nota 2001). Volgens de Nota 2001 komt een vlieger bij het behalen van de kwalificatie [kwalificatie] in aanmerking voor vijf extra punten.
1.3.
Op 5 maart 2009 heeft de Commandant der Luchtstrijdkrachten een nota bekendgemaakt waarin een herziening versnelde opbouw vliegtoelage is vastgelegd (Nota 2009). Volgens de Nota 2009 komt een vlieger van een transporthelikopter bij het behalen van de kwalificatie [kwalificatie] in aanmerking voor tien extra punten.
1.4.
Bij besluit van 22 maart 2011 heeft de commandant met toepassing van artikel 10, vijfde lid, van de Inkomstenregeling militairen (IRM) en de Nota 2001 aan appellant per 1 juni 2010 vijf extra punten toegekend, omdat hij per 15 juni 2010 de kwalificatie [kwalificatie] heeft behaald. Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.
1.5.
Op 19 juli 2011 heeft de Commandant der Luchtstrijdkrachten ter herziening van zowel de Nota 2001 als de Nota 2009 een nota bekendgemaakt waarin een nieuwe versnelde opbouw vliegtoelage is vastgelegd (Nota 2011). Deze is met ingang van 21 oktober 2010 in werking getreden. Volgens de Nota 2011 komen vliegers van zowel CLSK als CZSK bij het behalen van de kwalificatie [kwalificatie] ([kwalificatie]) in aanmerking voor tien extra punten.
1.6.
Bij rekest van 16 december 2013 heeft appellant verzocht om toekenning van vijf extra vliegpunten per 21 oktober 2010 conform de Nota 2011.
1.7.
Bij besluit van 28 maart 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 oktober 2014 (bestreden besluit), heeft de commandant dit verzoek afgewezen. Hij heeft bij het bestreden besluit tot uitgangspunt genomen dat appellant verzoekt om terug te komen van het besluit van 22 maart 2011. Bij dit besluit is een duuraanspraak vastgesteld, omdat de hoogte van de vliegtoelage mede afhangt van het aantal vliegpunten. Omdat appellant geen novum heeft aangevoerd, ziet de commandant geen aanleiding terug te komen van zijn besluit van 22 maart 2011. De commandant ziet evenmin aanleiding om appellant vanaf de datum van zijn rekest vijf extra punten toe te kennen omdat hem indertijd, vóór inwerkingtreding van de Nota 2011 en volgens de toen geldende Nota 2001, vijf punten zijn toegekend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad komt naar aanleiding van wat partijen in hoger beroep hebben aangevoerd tot de volgende beoordeling.
3.1.
Artikel 10 van de IRM ziet op de vliegtoelage. De hoogte hiervan wordt op grond van het vierde lid onder meer bepaald aan de hand van tabel 12 bij de IRM. Op grond van het vijfde lid kan de Commandant van het desbetreffende Operationeel Commando voor de toepassing van tabel 12 extra jaren toekennen, dan wel de jaarlijkse vermeerdering van het aantal jaren achterwege laten, als de ontwikkeling in de vaardigheden als luchtvarende daartoe aanleiding geeft. Deze bevoegdheid is uitgewerkt in de onderscheiden nota’s, genoemd onder 1.1, 1.3
en 1.5.
3.2.
Met zijn verzoek om meer punten toe te kennen voor de door hem per 15 juni 2010 behaalde kwalificatie, verzoekt appellant de commandant om terug te komen van het besluit van 22 maart 2011. Bij uitspraak van 20 december 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:4872) heeft
- ook - de Raad zijn rechtspraak over de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op een herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. In dit geval, waarin de commandant overeenkomstige toepassing heeft gegeven aan artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, betekent dit dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetst of de commandant zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
3.3.
Appellant heeft vóór het besluit van 22 maart 2011 kennis kunnen nemen van de Nota 2009, ook al gold deze voor militairen die onder het CLSK vielen. De Raad ziet, net als de rechtbank, geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de commandant dat de Nota 2009 was bekendgemaakt en ook voor appellant was te raadplegen op het intranet. De Nota 2009 noch het feit dat op grond daarvan aan collega’s van appellant die onder het CLSK vielen voor het behalen van de kwalificatie [kwalificatie] tien punten werden toegekend, is daarom een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid.
3.4.
De commandant heeft zich dus terecht op het standpunt gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Wat appellant heeft aangevoerd geeft ook geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit in zoverre evident onredelijk is.
3.5.
Omdat het verzoek van appellant betrekking heeft op een duuraanspraak, moest verweerder ook bezien of er aanleiding was om appellant voor de periode na het verzoek nog eens vijf extra punten toe te kennen voor het behalen van de kwalificatie van [kwalificatie] op 15 juni 2010.
3.6.
Tot 21 oktober 2010 gold voor de vliegers werkzaam bij het [Commando 1] ofwel de Nota 2001 ofwel de Nota 2009, afhankelijk van het feit of zij tot het CLSK dan wel het CZSK behoorden. Vanaf 21 oktober 2010 gold voor alle vliegers bij het [Commando 1] de Nota 2011. Niet in geschil is dat aan appellant bij het besluit van 22 maart 2011 vijf extra vliegpunten zijn toegekend voor het behalen van de kwalificatie van [kwalificatie] op 15 juni 2010, overeenkomstig de voor hem op laatstgenoemde datum geldende Nota 2001. De pas op
21 oktober 2011 in werking getreden Nota 2011 is op het behalen van die kwalificatie op
15 juni 2010 niet van toepassing en kan dus ook niet meebrengen dat het besluit van 22 maart 2011 achteraf bezien onjuist is. De commandant heeft verklaard - en appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is - dat hij de Nota 2011 nimmer heeft toegepast bij het toekennen van extra vliegpunten voor het behalen van kwalificaties vóór 21 oktober 2010.
3.7.
De conclusie is dat de commandant terecht geen aanleiding heeft gezien om appellant vanaf de datum van zijn verzoek nog eens vijf extra punten toe te kennen.
3.8.
Uit 3.3 tot en met 3.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en M. Kraefft en
J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 april 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD